Verken de dynamiek van het samenleven.

Analyses over gemeenschapsvorming, sociale interacties en actuele maatschappelijke vraagstukken die ons samenleven vormgeven.

Onze samenleving

We zijn niet meer afhankelijk van de overheidszorg ‘van de wieg tot het graf’, maar moeten onszelf zien te redden. Voor een groeiende groep kwetsbare burgers is dit niet meer mogelijk, met andere woorden: ze redden het niet alleen, soms louter alleen door het gemis van de benodigde hulpbronnen.

Gemeenschapsvorming

Ontdek hoe gemeenschappen ontstaan en zich ontwikkelen in onze moderne wereld.

Families waren eeuwenlang hechte woon, werk, leer en leefge-meenschappen. De postmoderne mens kiest ervoor zelfstandig te leven, als eenling of zelfs binnen een relatie. Sociale relaties kunnen we niet zomaar scheiden van leefsituaties. De (sociale) pijn van uitsluiting van een groep is van gelijke orde als verbannen te worden naar de koudste kant van de grot, ver van het vuur in de prehistorie. De pijn die dan wordt gevoeld is dezelfde gewaar-wording als fysieke pijn;. Ons lichaam ziet hierin geen verschil. Beide pijngewaarwordingen worden door één complex orgaan waargenomen. Afgewezen worden roept veel neurale activiteit op in de hersenen, en ook een heel proces van afwijkende visuele en fysieke waarnemingen, de uiteindelijke gevolgen daarvan zijn te zien bij sociale eenzaamheid en tenslotte mogelijk ook zelfs bij zelf-doding, op zich geen oorzaak, maar een gevolg. Wij kunnen echt niet zonder sociale structuren, ingebed zijn in sociale verbanden ligt van nature in ons oerbrein vast.

De huidige participatiesamenleving vergt van ons dat we méér voor elkaar moeten gaan zorgen en dan in de eerste plaats toch weer bij onze familie moeten aankloppen, een situatie die in de vroege 20e eeuw gemeengoed was. Dat is op zichzelf soms al een hedendaags probleem, want wie voelt zich aangesproken als het gaat om een zogenaamde ‘blended family’, de resultante van twee afgebroken relaties (meestal ook met kinderen) waaruit een geheel nieuwe relatie is ontstaan, eveneens met kinderen? Daar begint dan al het probleem en als de familie nu eens in een ander deel van ons land woont, terwijl dat in oude tijden ‘om de hoek was’? Sinds het onafhankelijkheidsdenken van de jaren zestig van de vorige eeuw nam de geografische migratie namelijk óók met grote stappen toe. We moeten nu zelfs ook aankloppen bij de mensen in onze omge-ving, in de wijk; goed voor de sociale cohesie. Maar de vraag is: willen we dat wel en kunnen we dat wel? Er zijn vele tegenargu-menten: in de eerste plaats omdat we het hebben verleerd elkaar bij te staan. Ook is de buurt waarin we wonen al lang geen homo-gene gemeenschap meer. Die stelt zich niet meer op als één ‘wij’, maar bestaat uit een diversiteit van geheel diverse groepen en gewoonlijk in doorsnee ook uit een grote diversiteit aan culturen. Grote stadswijken herbergen som méér dan 150 verscheidene nationaliteiten.

Maatschappelijke Kwesties

Prof. Dr Anja Machielse, bijzonder hoogleraar ‘Empowerment van kwetsbare ouderen’ aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht stelt dat we in onze samenleving de grenzen van individualisering nu wel hebben bereikt. Enerzijds willen we niet meer terug naar de ‘ouderwetse’ sociale controle en anderzijds zien we toch een toenemende terugkeer van de sociale basis vanuit de inzet van een meer collectief perspectief. Op zich goed nieuws. We willen niet meer de sociale controle van vroeger, maar voelen ons ook ongelukkig en sociaal onveilig in een anonieme koude omgeving. Juist kwetsbare ouderen zijn gebaat bij een sociaal sterke wijk, want als het rijbewijs vanwege de leeftijd of vanwege een medische noodzaak moest worden ingeleverd en mensen dan overgeleverd zijn aan gebrekkig of mankerend openbaar vervoer, de kinderen bovendien op afstand wonen, ben je sterk aangewezen op je directe omgeving en dan is het prettig als er mensen zijn die een beetje op je letten. .

‘Het wij’

Een hernieuwde vorm van gezamenlijkheid (het ‘wij’) is een cyclisch gegeven. Wij hebben voortdurend periodes gekend van collectivistisch denken afgewisseld met periodes waarin dit van veel minder belang werd geacht. Daarbij moeten we bedenken dat we weliswaar in de jaren zestig en zeventig van de vorig eeuw een hechte sociale infrastructuur hebben gerealiseerd, maar ook dat die al in de jaren negentig deels weer afbrokkelde. Gelukkig brak er tegen de eeuwwisseling een periode aan van ‘herstelwerk aan de sociale infrastructuur’. Vreemd genoeg zijn deze microcycli van verwaarlozing en herstel typisch voor het sociale domein.

De belangrijkste boodschap op dit moment is wel dat er niet alleen geïnvesteerd moet worden in de economische en fysiek ruimtelijke infrastructuur, maar juist ook in de sociale structuur, waarbij het sociaal domein breed moet worden opgevat en dat er meer oog moet komen voor de informele sociale infrastructuur, daarmee werd de civil society bedoeld. Zeg maar de verbanden en netwer-ken tussen burgers. Ons sociaal kapitaal moet flink worden opge-poetst. Los daarvan stellen sociologen die zijn gespecialiseerd in eenzaamheid dat mensen doorgaans wel bereid zijn te investe-ren in financiële zekerheid van ‘de oude dag’, maar verzuimen dit te doen in het sociale domein, dat wil zeggen niet blijvend te werken aan een hecht sociaal netwerk.

Oppoetsen van ons sociaal kapitaal

Het startpunt van het oppoetsen van ons sociaal kapitaal zal op wijkniveau moeten liggen. Ons sociaal stelsel is al gericht op een wijkgerichte aanpak: wijkteams, de wijkagent, het wijkpastoraat enzovoort. Natuurlijk hebben we allemaal contacten die de wijk overschrijden, maar een wijkgerichte aanpak is het meest relevant voor mensen met een beperkte mobiliteit en mensen met fysieke of financiële beperkingen. De wijk is voor hen ‘de wereld’. De wijk is zonder meer van belang in een participatiesamenleving; de buren zijn er altijd eerder dan de kinderen die in andere delen van het land wonen. Regie voeren over je eigen leven en problemen zo veel mogelijk in eigen kring oplossen, dat is het vigerende uitgangspunt, maar dat impliceert wel dat onze sociale groep (onze eigen kring) voldoende divers en sterk moet zijn. Helaas is dat voor een groeiende groep burgers in een kwetsbare positie de werkelijkheid dat deze benadering tekortschiet; zij redden het niet alleen. Hun hulpbronnen schieten tekort. Al we de bakens niet verzetten, dat wil zeggen een meer collectief per-spectief bieden, komen veel kwetsbaren in de problemen; ofwel terug naar een sociale basis. Beleidsmakers hebben in het verleden zich te sterk gericht op de sterke individualisering, opgeteld is het lastiger dan voorheen  om tot een ‘wij’ te komen. Neem de ‘alleenstaandenexplosie’: steeds meer mensen wonen kortere of langere tijd alleen. Daarnaast zijn we al heel lang – onder invloed van migratie-stromen – getuige van wat de ‘nieuwe verscheidenheid’ wordt genoemd. We delen onze steden en wijken steeds meer met mensen met een migratieach-tergrond. Volgens onderzoekers zijn de onderlinge contacten in deze ‘super-diverse wijken’ minder, evenals de onderlinge burenhulp en ligt de criminaliteit er hoger.  We zien voorts dat maatschappelijke tegenstellingen zich verscherpen, tot uiting komend in vormen van segregatie, polarisatie en ruimtelijke uitsorte-ring.

De extramuralisering en de vergrijzing slaan hard neer in wijken waar vooral corporaties woningbezit hebben. In corporatiecomplexen groeit het aantal bewoners dat zorgbegeleiding nodig heeft. Het gaat om kwetsbare ouderen, maar ook om mensen met een verstandelijke of geestelijke handicap, die de ondersteuning van een hen omringend ‘wij’ hard nodig hebben. Een probleem-wijk is een wijk waar zich meerdere problemen tegelijk voordoen: werkloosheid, (nachtelijke) geluidsoverlast, geweld, criminaliteit, verslavingsproblematiek en medische problemen zoals overgewicht, suikerziekte en een hoger dan gemid-deld sterftecijfer, waaronder ook een verhoogde kindersterfte. Nederland kent een groot aantal wijken, in het bijzonder naoorlogse wijken, die gekenschetst kunnen worden als probleemwijken. De oorzaak waardoor vooral naoorlogse wijken probleemwijken zijn wordt gezocht in de lage variëteit van de woningen in deze wijken. In probleemwijken hebben woningcorporaties vaak een monopolie-positie, met een marktaandeel van 80 tot 100%. Het aanbod bestaat voornamelijk uit sociale woningbouw. Groepen mensen met een lagere opleiding en een lager inkomen wonen vaker in deze sociale huurwoningen. Door de concentratie van mensen met een lagere opleiding, lager inkomen en andere sociaal uitgesloten groepen zouden probleemwijken ontstaan

Bij probleemwijken is ook sprake van stigmatisering wanneer zich zichtbare tekenen van achteruitgang in de wijk voordoen en de wijk negatief in het nieuws komt: de manier waarop buitenstaanders tegen deze wijk aankijken verandert dan. Een van de gevolgen is dat de wijken minder in trek raken als een mogelijke plek om te gaan wonen. De negatieve trend leidt ertoe dat degenen die dat kunnen uit de wijk verhuizen. Er komen geen nieuwe mensen meer uit vrije wil in de wijk wonen, de lege huizen worden in toenemende mate ingenomen door mensen met een laag inkomen en andere sociaal uitgesloten groepen. Dat roept een beeld op van verloedering en de geografische uitsluiting wordt daardoor vergroot.

EmpathieDownloaden