IK, JIJ, WIJ, ZIJ

Verken onze maatschappelijke verbondenheid.

Deze pagina geeft een inzicht van de dynamiek van de interacties tussen individuen en groepen binnen onze samenleving.

Coherentie

Voorbeelden van coherentie in de alledaagse gesproken taal zijn de vaste reacties die worden geas-socieerd met bepaalde taal-handelingen.. Een voorbeeld is het gegeven dat op elke groet in de trant van Hallo een wedergroet wordt verwacht. Ook verwacht iemand die een vraag aan iemand anders stelt in principe altijd een antwoord. Een belangrijke uitzondering op dit laatste vormen de retorische vragen, waar in de regel geen antwoord op wordt verwacht, aangezien retorische vragen heel andere taalhandelingen zijn dan gewone vragen.

Verken de essentie van coherentie

Deze blog belicht de directe sociale interactie in onze samenleving

IK :als meerkoppige entiteit

Want: ‘IK’ bestaat uit 3 entiteiten

Zoals ik Ben Zoals Ik Mezelf Zie Zoals Anderen Mij Zien

Zoals ik ben is een objectieve reali-teit dat verwijst naar de feitelijke eigenschappen en kenmerken van mij als persoon, zoals mijn fysieke kenmerken, mijn gedrag en  mijn persoonlijke geschiedenis. Het is de basis van wie ik ben, onafhankelijk van percepties of meningen. Het belang van authenticiteit en trouw zijn aan mezelf is daarbij essentieel en gezond voor mijn zelfbeeld.

Zoals ik mezelf zie is een subjectieve manier waarop ik mezelf waarneem, inclusief mijn gedachten, gevoelens en overtuigingen over mezelf. Dat wordt beïnvloed door mijn ervaringen, zelf-reflectie en persoonlijke groei. Hoe ik mezelf zie, heeft een grote impact op mijn zelfvertrouwen en hoe ik in sociale situaties optreed. Als ik een positief zelfbeeld heb kan dat leiden tot meer zelfverzekerdheid in interacties met anderen.

Zoals anderen mij zien is een perceptie van anderen, hoe anderen mij waarne-men en interpreteren. Dat is geen alge-meen gedeeld beeld, maar kan variëren afhankelijk van hun eigen ervaringen, vooroordelen en culturele context. De manier waarop anderen mij zien, kan invloed hebben op mijn sociale identiteit en hoe ik me verhoud tot verschillende groepen. Dat kan ook leiden tot een be-paalde sociale druk en verwachtingen over en weer.

De conclusie is: deze drie elementen vormen samen een complexe identiteit. Ze beïnvloeden elkaar en kunnen soms in conflict komen. Bijvoorbeeld, als mijn zelfbeeld niet overeenkomt met hoe anderen mij zien, dan kan dit gemakkelijk leiden tot verwarring of onzekerheid.

Als we deze dynamiek proberen te begrijpen kan dat zeker helpen bij het bevorderen van empathie en begrip in sociale interacties. Het stelt ons in staat om niet alleen naar onszelf te kijken, maar ook naar de perspectieven van anderen.

IK nader bekeken

IK als onderdeel van de samenleving betekent in filosofische zin de uitdrukking waarmee de denkende mens de eenheid van lichaam, denken en voelen aanduidt en die aldus scheidt van zijn omgeving en andere subjec-ten. Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben (besta), zoals de filosoof Descartes zijn gedachtegoed formuleerde. Toch verdwijnt het vermogen om “ik’ te zeggen als we geen ononderbroken ge-heugen meer hebben. Geheugenverlies bete-kent onvermijdelijk ik-verlies. Antroposofisch gezien is ik de onsterfelijke en onvervreemd-bare kern van de mens. Het ‘ik’ trekt van het ene aardeleven naar het andere en kan ook aangeduid worden met ‘entelechie’ (letterlijk: het doel in zichzelf hebbend, ofwel intelligen-tie) of met ‘individu’ (letterlijk: ondeelbaar).

Een samenleving beweegt zich grofweg tussen een paradijs en een risicosamen-leving. De vraag is altijd: hoe sta ‘ik’ in die samenleving, de gemeenschap als een groep mensen die samen een (halfge-sloten) systeem vormen en waarbinnen interactie bestaat tussen de groepsle-den? Ben ik als persoon soms het mid-delpunt van de samenleving? Dat zou-den we misschien stiekem wel willen, maar dat zal dan wel snel afgestraft worden. Of je moet een narcist zijn, mensen met een narcistische persoon-lijkheid willen altijd graag het stralende middelpunt zijn. We trappen er ook vaak in omdat een narcist uiterst meelevend en charmant kan zijn. Medisch gezien is het kenmerk van een narcist dat hij meestal betrekkelijk ongevoelig is voor het ‘knuffelhormoon ’oxytocine, waar-door hij niet goed in staat is tot binding en intimiteit. Maar toch is het zelfs plau-sibel dat jij en ik in onze kleutertijd dachten het middelpunt van een groep (samenleving) te zijn. Juist kleuters vinden zich doorgaans hét middelpunt, ze zijn een kei in alle aandacht naar zich toe te trekken. Naarmate hun socialisa-tietraject vordert zal vrijwel elk kind zich toch langzamerhand bewust worden van de groepsverbanden waarin hij leeft en ook leren dat hij niet (meer) het middel-punt van de samenleving is. Integendeel, hij leert ook dat leven binnen een (school)groep hard kan zijn en dat er overal concurrentie zal zijn. Maar ook dat hij assertief moet zijn als het nodig is. Want opkomen voor jezelf is een goede manier om je grenzen aan te geven. Het staat voor het vermogen om makkelijk met anderen om te gaan, je uit te spre-ken naar anderen en grenzen te stellen aan anderen. En dan hebben we het natuurlijk over assertiviteit.

Ons IK en Ego

Ego is de letterlijke Latijnse betekenis van ons woord “ik”. In die taal kun je ‘ik ben’ als ‘sum’ vertalen, de naamval sluit het persoonlijk voornaamwoord reeds in (in volgorde is de vervoeging van het werkwoord zijn (esse): sum, es, est, simus, estis en sunt). Ego sum is dus een dubbel gebruik van het persoonlijk voornaamwoord, speciaal om nadruk op de eerste persoon te leggen. Dat kan bijvoor-beeld als je de nadruk wilt leggen op het woord Ik (ík?, ik ga niet weg). Deze uitweiding voorafgaande aan het gebruik van de combi-natie Ego sum, want taalkundig kan het best interessant zijn, maar in ons normale spraak-gebruik bedoelen we met het woord “ego” het “subject” en niet de persoonsvorm. Het woord gebruiken we dan in het algemeen voor de identificatie van het zelf met een onjuist denkbeeld. Dan spreken we bijvoorbeeld over iemand met een groot “ego”, als die persoon bijvoorbeeld van zichzelf vindt dat hij erg belangrijk is, terwijl de werkelijkheid misschien niet eens zo blijkt te zijn. In dat geval wordt het subjectieve “ik” tot object van verschil-lende beschouwingen. Als iemand sterk op zichzelf is gericht noemen we hem egocen-trisch en bij zelfzucht spreken we weer van egoïsme.

Het woord “ego” gebruikt men dus algemeen voor de identificatie van het zelf met een onjuist denkbeeld. Als “zelfbeeld” is het dus onecht. Het ego wordt in de filosofie en religie vaak aangeduid met het begrip “ziel”. In de esoterie en meer in het bijzonder de theoso-fie wordt het woord “ego” gebruikt voor het gereflecteerde bewustzijn dat daardoor tot zelfbewustzijn wordt. 

De psycholoog Sigmond Freud stelde in 1923 dat onze persoonlijkheid niet één geheel is, maar uit drie krachten bestaat: het id, het ego en het superego. Het merkwaardige is dat deze drie elementen zich op verschillende momenten in het leven ontwikkelen en samen bepalen hoe we denken, voelen en handelen. Toch zijn deze drie krachten geen fysieke delen van de hersenen, maar systemen bin-nen de psyche. Freud noemde dit geheel der psychischer Apparat (de psychische verza-meling). Hij zag het als een mechanisme dat ons denken en gedrag stuurt. De voortduren-de strijd tussen verlangens, realiteit en moraal vormt de basis van hoe wij als mens functio-neren.

Mensen maken soms irrationele keuzes, voelen zich schuldig als ze een fout ma-ken en vechten soms tegen hun eigen verlangens. Dat komt volgens Freud door een constante strijd binnenin ons: een gevecht tussen verlangens, realiteit en moraliteit. Het zijn geen afzonderlijke krachten, maar deze krachten botsen en beïnvloeden elkaar voortdurend. We hebben het dan over ons Es (id), dat directe bevrediging wil. Het es is ons meest primitieve deel en bevat instinc-ten en driften, zoals honger, agressie en lust. Het wil directe bevrediging zonder na te denken over regels of gevolgen.

Ons ich (ego) is de bemiddellaar tussen ons es en de realiteit. Het houdt rekening met wat mogelijk is en zoekt een evenwicht tussen verlangen en wat sociaal aanvaardbaar is. Freuds Über ich (superego), ofwel ons moraal, ver-tegenwoordigt ons geweten en bewaakt normen en waarden en geeft vervolgens een gevoel van goed en fout. Anders gezegd: ons superego legt morele normen op, en het ego probeert een balans te vinden tussen beide. Freud zag de persoonlijkheid als een dynamisch systeem waarin deze drie krachten ons gedrag voortdurend sturen en aanpassen.

Hoewel elk van deze drie krachten een eigen functie heeft, werken ze altijd samen. Soms botsen ze, soms versterken ze elkaar. Freud zag dit als een voortdurende strijd die ons gedrag vormt.

Meer weten over Freuds psychoanalytische theorie en de correlatie met ons oerbrein? Klik op deze link

In geen enkele samenleving ben IK alleen!

Hier deel ik de impact van Jij, Zij en Wij als gelijken binnen een samenleving

JIJ

Het woordje JIJ gebruiken we vrijwel dagelijks in onze omgang met mensen. Het betekent meer dan een persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon enkelvoud: jij bent voor mij (‘ik’) de ander waarmee ik reke-ning moet houden. Maar evenals ik ben jij een onderdeel van de samenleving waarin we leven. Ik en jij kunnen al een groep(je) vormen. Dat kan zelfs  een primaire groep zijn waarbin-nen we een persoonlijke en duurzame relatie met elkaar onderhouden, met eigen waarden, normen en gedragspa-tronen. Daarover in het “Wij”-blog meer.

In het “IK”- blog gaf ik al een inleiding op het woord ego. Normaal gebruiken we dit woord als een subject, hoewel het toch ook je ‘kleine ik’, de stem in je hoofd die voortdurend tegen je praat, deel uit-maakt van jezelf en zoekt naar goedkeu-ring en bevestiging. Het is verslaafd aan een ‘aai over de bol’ en zoals met elke verslaving probeert het zich zoveel mogelijk te herhalen. Maar, het is slechts het deel van jouw brein dat zich een beeld heeft gevormd over wie jij bent en moet zijn en niet wie jij werkelijk bent. Het is een wereldmodel, een mechanis-me dat bepaalt hoe jij de wereld ervaart en waarmee jij op die manier jouw eigen werkelijkheid creëert. Natuurlijk is die werkelijkheid slechts een beperkte af-spiegeling van de realiteit. Een model waarmee dit deel van het brein continue haar zelfbevestiging realiseert. Toch ben jij veel meer dan een ego, je kleine ik.

WIJ

Wij (niet persoonlijk) kunnen samen een groep vormen. Dat zou een primaire groep kunnen zijn, zoals een gezin, het belangrijkste voorbeeld van een primaire groep (nuclear family). Dat zou ook een secundaire groep kunnen zijn, zoals een schoolklas. Het zou daarnaast ook ge-makkelijk een formele groep kunnen zijn, zoals de collega’s op het werk. Maar ook een autonome informele groep met vage en impliciete doelen, rollen en normen, zoals een vriendengroep.              

Jij en ik zitten zeker in meerdere groe-pen, zoals een lidmaatschapsgroep, een groep waartoe men formeel  behoort, alleen als naam op een lijst of ook fysiek aanwezig; al of niet met een daadwerke-lijke deelname. Zitten we daadwerkelijk als betrokken persoon in een groep dan hebben we het over een referentiegroep, in deze groep hebben we een betrok-kenheid bij het groepsdoel en nemen we een bepaalde plaats binnen de groeps-structuur in en vanzelfsprekend leven we dan ook de groepsnormen na. Over ‘de groep’ als sociologisch aspect van een samenleving zal het in een ander blog nog hebben.

ZIJ

Zij, met als onbeklemtoonde neven-vorm ze, is allereerst het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon enkelvoud vrouwelijk. Daarnaast ook de derde persoon meervoud voor mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Maar in deze blog schrijf ik niet over de persoonsvorm, maar gebruik ik het woord als tegen-stelling tot wij: ofwel, de ander.

Het concept van ‘zij’ als tegenhanger van ‘wij’ kan verschillende betekenis-sen en implicaties hebben in sociale interacties. De definitie van ‘Zij’ zou kunnen zijn dat het begrip meestal verwijst naar mensen of groepen die niet tot de eigen groep behoren. Dit kan een andere sociale, culturele of etnische groep zijn. Het woord creëert meestal direct een gevoel van afstand, waardoor een gebrek aan begrip of empathie voor de ervaringen van anderen kan ontstaan. De saamho-righeid en verbondenheid van ‘wij’ zal meestal bij ‘zij’ een gevoel van uitsluiting of anders-zijn met zich meebrengen en dat kan weer leiden tot stereotypering of vooroordelen. ‘Wij’ benadrukt de ge-meenschappelijke identiteit en waarden binnen een groep, terwijl ‘zij’ de verschil-len en de diversiteit van andere groepen benadrukt.

Lees verder via de link:

EmpathieDownloaden